“Wie bedenkt dat nou… zo’n weefke uit de Peel dat een lintje krijgt…!”

In het Januarinummer dat altijd net voor Kerstmis op de deurmat valt, willen we als het mogelijk is een passend In gesprek met… plaatsen. Dat lukt niet altijd, maar dit keer is dat wel weer het geval. Soms gaat het dan over mensen die vanwege hun werkzaamheden de kerst anders beleven dan de gemiddelde Nederlander, soms handelt het over bijzondere mensen voor wie het dagelijks leven überhaupt anders ingevuld is dan voor de doorsnee mens. Tot die laatste categorie behoren de mensen die we deze maand zijn gaan bezoeken voor een vraaggesprek.

Het is donker op de Voorpeelweg, maar we vinden de Pothuis. Alleen het huisnummer kunnen we niet vinden… er staat maar één huis en dat is niet de woonplek van de mensen waar we naar toe willen! Dan de Tomtom maar inschakelen. Pothuis 2 wordt ingevoerd. We worden teruggestuurd en via een omweg komen
5
we op de Halvemaanweg uit. Daar is een andere ingang van de Pothuis en dit keer is het de juiste. We hebben ook hier geen keuze, want ook nu is er maar één huis te ontwaren. Een stukje van de weg af in het donker, staat het onderkomen van Johanna en Paul Meulendijks. Johanna is in april van dit jaar onderscheiden in de Orde van Oranje Nassau vanwege haar zorg dag in, dag uit, voor haar man Paul. Paul werd in 1990 slachtoffer van een ongeval. Hij kwam met zijn personenauto in botsing met een vrachtwagen en die gebeurtenis veranderde het leven van de familie Meulendijks op een drastische manier!

Eenmaal binnen schudden we de hand van Paul en Johanna. Paul staat met zijn rug tegen de deur en met zijn onderarmen leunend op de verhoogde rollator. Hij heeft die steun nodig, want zonder zou hij als een lappenpop in elkaar zakken. Het staan heeft hij ook nodig en ziet hij ook als een therapie. Zitten zou makkelijker zijn, maar door af en toe te gaan staan, gebruikt hij zijn lijf op een andere manier en dat is beter dan steeds dezelfde houding hebben. Als we voorzien zijn van koffie en een kerstkransje, steken we van wal. Ik vraag Johanna hoe we haar het beste aan kunnen spreken. Johanna klinkt een beetje als een doopnaam en Johanna blijkt in haar jeugd dan ook wel eens af en toe haar naam aangepast te hebben. Zo werd ze Jo genoemd, maar ook Hanna. Dan heeft aanpassen weinig zin en daarom is het gewoon Johanna gebleven. “De schoonfamilie zegt ‘Jo’ en mijn eigen familie zegt ‘Hanna’ en anderen noemen me ‘Johanna’…”, lacht ze. Johanna is er eentje van de familie Van den Eijnden van het Leegveld, zoals ze dat zelf zegt. Ze kwam daar 67 jaar geleden op de wereld. Broer Janus, onlangs veel te vroeg en plotseling overleden, is altijd op die plek blijven wonen. Paul is geboren in het ziekenhuis, maar heeft zijn hele leven op de plek gewoond waar ze nu samen nog wonen. Hij is nu 70 jaar en ruim vijftig jaar geleden zag hij de jonge deerne Johanna, bij Tummeske Van de Putten voor het eerst. Er kwam al gauw toenadering van beide kanten, “maar”, zegt Johanna, “het duurde toch nog meer dan een half jaar voordat hij naar het Leegveld kwam!” Toen de twee definitief voor elkaar kozen, trokken ze in de boerderij van de ouders van Paul. Voor hen werd eerst een houten bungalow gebouwd op het erf, zodat ze hun eigen stulpje konden bewonen. Het boeren was in die tijd ook geen vetpot en een klein gemengd bedrijf werd omgevormd tot een melkveebedrijf met veertig koeien. Zelfs dat bleek niet voldoende inkomsten te genereren en Paul ging er werk bij zoeken. Zo kwam hij bij busbedrijf Van Gogh te werken. Johanna deed het werk op de boerderij als Paul moest rijden. En dat was dagelijks te doen! Paul reed werkvolk van de DAF, maar ook schooljeugd. Het melken van de koeien kwam zo op Johanna terecht. Uiteindelijk werd ervoor gekozen afstand te doen van het boerenbedrijf en broer Jan heeft de koeien toen overgenomen.

Enkele jaren later was daar de zwarte dag. Paul kwam rijdend in zijn Volvo in botsing met een vrachtwagen en raakte zeer zwaar gewond. Hij lag in coma en of hij daaruit nog zou ontwaken was nog maar de vraag. Johanna en Paul hadden inmiddels een gezinnetje opgebouwd met kinderen van 10, 11 en 16 jaar oud. Johanna stond er plotseling alleen voor! Ze had geen rijbewijs, dus ze was van hulp afhankelijk om haar man te kunnen bezoeken. “Gelukkig hebben we een hail goei familie!”, zegt Johanna met een trillende stem. Doordat broers en zwagers haar regelmatig oppikten, kon ze toch een aantal keren per week naar het ziekenhuis. Toen Paul na een maand uit coma kwam, bleek dat er nog een lange revalidatieperiode zou volgen en ook toen werd Johanna door de familie gesteund en vervoerd. De kinderen, toch bijna of al helemaal in de puberteit, hielden zich heel kranig! Johanna: “We hebben geluk gehad dat we makkelijke kinderen hadden die goed meewerkten. Je begrijpt dat mijn hoofd in die periode veel te weinig bezig was met de kinderen, maar ik heb daar nooit, echt nooit, iets negatiefs over terug gehoord! Het zijn echt kanjers, alle drie!” Een jaar voor het ongeluk van Paul, was er al malaise in huize Meulendijks: Zoon Frank was ook betrokken bij een ongeval en raakte een hand kwijt! “Het werd allemaal teveel”, zegt Johanna, heel begrijpelijk. “Ik werd in die tijd helemaal geleefd en kreeg weinig mee van het dagelijkse leven.” Na zeven maanden revalidatie in Hoensbroek vertelden de artsen dat ze daar niet veel meer konden betekenen voor Paul. “Als hij mee naar huis gaat, krijg ik hem weer aan het lopen”, zei Johanna. Achteraf geeft ze toe dat dat een vergissing is geweest. “Het is precies gegaan zoals de artsen aangegeven hadden.” De logopedie die Paul ook gehad heeft, maakte dat hij in ieder geval met enkele woorden aan kan geven wat hij wil, denkt en voelt. Dat lukt best aardig, want ook ik kan het over het algemeen goed volgen. Zo geeft Paul aan dat hij vindt dat hij geluk gehad heeft dat hij in een Volvo reed; een veilige auto die hem voor een zekere dood heeft behoed.

De terugkeer van Paul naar Zeilberg betekende het volgende hoofdstuk in het boek des levens van Johanna. Ze werd bouwdirecteur! Het huis moest behoorlijk aangepast worden. Van zeven ‘hokjes’ werden twee ruime kamers gemaakt. In het stalgedeelte kwamen een badkamer en een toilet. Gelukkig was er subsidie voor die verbouwing, maar Johanna was degene die een aannemer in de arm nam. Ook de familie heeft toen weer hard meegewerkt. Het huisje wat ooit gebouwd werd voor de ouders van Paul, werd tijdens de verbouwing de woning van Paul en Johanna. Die periode heeft ook een half jaar geduurd. Toen de verbouwing afgerond was, werd er weer ‘verhuisd’. Het huisje had prima dienst gedaan en een aantal jaren later is het gesloopt.

Zoals de artsen al voorspelden, heeft Paul nooit meer kunnen lopen. Wel zijn Johanna en Paul samen nog op pad geweest. “Ik op de fiets en Paul in de elektrische rolstoel. Maar op een gegeven moment hebben we dat ook maar niet meer gedaan. Het werd te gevaarlijk. Het verkeer werd alsmaar drukker!” vertelt Johanna. Sindsdien zijn ze meestal thuis. Paul gaat drie keer per week naar Helmond voor (bezigheidstherapie). Voor hem is dat een afwisseling in het dagelijks bestaan en het geeft Johanna ruimte om de dagelijkse dingen te doen: poetsen, boodschappen doen en heel af en toe een bezoekje aan familie of vrienden. Zo rijgen de jaren zich aaneen voor het echtpaar Meulendijks. Twee keer zijn ze op vakantie geweest. Ze verbleven in een bungalow van het Rode Kruis in Someren. “Dat was wel leuk, maar ik heb er niet echt behoefte aan”, aldus Johanna. “Ik was blij als ik weer thuis was! Het eigen ritme, het eigen huis, de eigen spullen, dat maakte het voor mij veel prettiger.” Paul antwoordt op de vraag of hij dat erg vindt: “Ik geef d’r niks um”. Johanna lachend: “Dan hoeven we ’t daar niet mee over te hebben…!”

De kinderen zijn inmiddels alle drie uitgevlogen en ze hebben gezorgd voor vijf kleinkinderen. Het echtpaar geniet van de bezoeken die ze brengen. “Soms blijft er wel eens eentje slapen en dat is gezellig,” zegt Johanna, “maar oppas-oma zijn, dat is voor mij niet weggelegd! Ik heb mijn handen al meer dan vol!” De kinderen wonen allemaal in Milheeze. Bij een van de kinderen staat een aanbouw. “Als de nood aan de man is, dan kruip ik daar wel in”, heeft ze lachend gezegd.

De dagen dat Paul niet naar Helmond gaat, zien er ongeveer allemaal hetzelfde uit. Hoe dan? “Saai…, voor anderen, denk ik!”, lacht Johanna. “Maar voor ons is het prima zo. Rond kwart voor zeven staan we op en om half acht komt de zuster. Een half uurtje later is het ontbijt en aansluitend spelen we samen een spelletje Rummikub. Ik ben helemaal niet van de spelletjes, maar dat vind ik dan nog wel leuk om te doen. Zo rond half tien rijd ik Paul naar buiten in de rolstoel en dan kan ik wat in de huishouding doen. Ook buiten wat krassen vind ik dan wel leuk. Paul staat dan onder het afdak die aan het huis zit en geniet van wat hij ziet. Lange tijd hebben ze een paard en een koe in de wei gehad, maar die dieren zijn van ouderdom aan het einde van hun leven gekomen. Het paard was toen maar liefst dertig jaar oud en de koe zestien jaar! Om een uur of elf eten we samen een kopje soep en na het middaguur is het weer naar binnen, want dan wacht het eten. Na de middag kijken we wat televisie en wordt er een dutje gedaan. En tussendoor help ik Paul een keer of vijf rechtop, zodat hij met behulp van zijn verhoogde rollator en de kastdeur een minuut of twintig kan gaan staan. Na het avondeten is het weer televisie kijken of een enkele keer gaan we op familiebezoek. De familie vergeet ons ook niet en er is regelmatig bezoek in huis.”

Gaan jullie nooit naar een avond of een middag in het dorp? “Nee hoor, geen behoefte aan!”, geven ze allebei aan.
Inmiddels zijn we ook te weten gekomen dat Johanna een nieuwe knie heeft en dat ze lang last gehad heeft van spierreuma. Dat kon er nog wel bij! Heeft dat dan geen problemen opgeleverd?

“Jawel, maar daar doe je niet aan!”, geeft Johanna aan. Toen ik een nieuwe knie kreeg, is Paul drie maanden in Bakel geweest. Nu loop ik weer als een kievit. En toen eenmaal duidelijk was dat ik spierreuma had, kreeg ik de juiste medicijnen en daarmee was ik ook weer geholpen!”

Hoe was dat uitstapje naar Bakel?
“Ik was blij dat ik thuis was!”, lacht Paul. Het bleek er erg saai te zijn. Vaak zat hij de avond alleen te koekeloeren. Er was nog maar één afdeling open en dat maakte dat hij zich er veel verveeld heeft.

En toen was er die dag dat je onderscheiden werd…
“Ja, dat was me wat! We zouden gaan brunchen en mijn dochter had de bus alvast geregeld. Ze kwam die dag zelf naar huis en dat vond ik wel een beetje vreemd. Achteraf bleek dat ze zeker wilde zijn dat de bus er op tijd was. Toen die gearriveerd was reed die hen naar Natuurpoort De Peel aan het Leegveld. We kwamen daar aan en ik wist niet wat ik zag. Mijn mond viel helemaal open! In de zaal zat allemaal familie en ik snapte er helemaal niets van. Iedereen op z’n zondags… Ik zag wel enkele mensen staan die ik zo snel niet thuis kon brengen, maar ik had nog altijd niets in de gaten. Ik herkende de burgemeester niet eens! Pas toen die het woord nam, werd me duidelijk dat deze bijeenkomst om mij draaide! Ik was helemaal overdonderd. Honderdduizenden mensen verdienen een lintje, dus waarom zou ik er dan een moeten krijgen? Achteraf bleek dat mijn oud-buurjongen op het Leegveld dit op zijn geweten had. Hij had contact gezocht met mijn dochter en zo is het allemaal bekokstoofd. Maar ik vond het wel geweldig dat iedereen er was. Ze hadden de moeite genomen om er voor mij bij te zijn en dat vond ik helemaal te gek. Later zat de brievenbus telkens tjokvol en ik heb een heleboel aanloop gehad. Mooi dat mensen dat voor je overhebben! Voor mij is de zorg voor Paul eigenlijk gewoon een stuk plichtsbesef, houden van en een stuk verantwoordelijkheidsgevoel! Ik zeg wel eens: ‘Werken doen we allemaal. Ik werk dan liever voor mijn eigen mensen… dit is gewoon mijn baan’.”

Als Johanna terugdenkt aan die dag, schudt ze nog met haar hoofd. “Wie bedenkt dat nou… zo’n weefke uit de Peel dat een lintje krijgt…!” En even later: “Dat lintje heb ik helemaal niet alleen verdiend. Ik doe het echt niet allemaal alleen! Er zijn zoveel mensen, familie en vrienden, die ons altijd geholpen hebben. Alleen kan ik het ook echt niet!”

Zoals eerder gezegd is de broer van Johanna pas overleden. “Dat kwam hard aan!”, vertelt Johanna. “Het was zomaar van de ene op de andere dag dat onze Janus overleed. Niemand had het aan zien komen. Het heeft veel meer impact gehad dan ik van tevoren had kunnen denken! Toen ook heb ik wel even aan onze toekomst gedacht. Hoe het zou moeten, als mij zoiets nou overkomt. Want dat kan natuurlijk ook! Onze Janus z’n vrouw zit daar nou ook helemaal alleen te kijken met een groot bedrijf…! Maar ja…, je kunt niet in de toekomst kijken, dus daar maak ik me maar niet druk over. We leven van dag tot dag en het gaat goed, zolang het duurt!”

Hoe gaan jullie dadelijk de kerst in?
“We hebben al een uitnodiging staan voor Eerste Kerstdag. Dan gaan we bij mijn dochter eten. Op Tweede Kerstdag zorg ik voor een grote pan soep en broodjes, zodat ook de anderen ons kunnen bezoeken. Tja…, aan een uitgebreid kerstdiner, daar begin ik niet meer aan…”

Deze twee lieve mensen komen de kerst samen best wel door. Dat is namelijk een peulenschilletje vergeleken met alle jaren die ze samen al doorgekomen zijn na de verschrikkelijke dag in 1990. Wij wensen Johanna en Paul, samen met hun kinderen en kleinkinderen, een geweldige kerst toe en voor het nieuwe jaar heel veel goeds!